Links rechts, links rechts

‘Wil je links of rechts lopen?’
“Maakt me niet uit,” norst hij.
Ik geloof hem. Maar, ‘maakt me niet uit’ kan ook betekenen dat je je eigen behoeftes minder goed kan waarnemen.
Dus de wandelingen daarna blijf ik de vraag stellen.
En krijg steeds hetzelfde antwoord.
Tot we op een goed moment een wat rare hoek maken in het bos, en ik ineens aan de andere kant terecht kom.
Ik laat het even gaan, en vraag dan of hij het ook gemerkt heeft.
Hij kijkt me aan met zijn neutrale blik, en ik maak me klaar voor een “Wat dacht je zelf hé?”
Maar zijn gezicht ontspant naar een glimlach, en er ontsnapt ‘m een verbaasd “Nee, eigenlijk niet.”
In de wandelingen daarna onderzoeken we het. Soms voelt links ongemakkelijk, soms rechts. Soms heeft dat met gewoonte te maken, en soms met veiligheid. En stapje voor stapje komen zo allerlei plaatjes, bewegingen en gewoontes in beeld.
Tot we op één van onze laatste wandelingen merken dat het die dag echt niet uitmaakt.
Inmiddels heb ik wel een lichte afwijking aan mijn werk te danken: links of rechts?
Want meestal maakt het echt wel uit.
Samen met Diana organiseer ik 1 keer per maand een wandeling van 2 uur voor coaches die meer lichaamsgericht willen werken. Wil je ook weten hoe je dit soort somatische kennis in je werk kan toepassen?
Wandel dan een keer met ons mee. Hiervind je meer informatie en de data.
Geef me je 
‘Mag ik alsjeblieft daar zitten?’ Ik stel de vraag vriendelijk, maar duidelijk. Na drie keer dubbelchecken dat mijn vliegtuigstoel toch echt door iemand anders wordt gevuld.
Een hoofdbeweging naar de lege stoel in het midden is het enige antwoord dat ik krijg.
Mijn norse standvastigheid maakt een onverstaanbare modderstroom van verwensingen los. De strekking is duidelijk: of ik van deze aardbol kan verdwijnen. En wel nú.
Ze geeft op, en er volgt een complete show: moeilijk herparkeren van een buitenformaat handtas, losklikken, vastklikken, radeloos rondblikken, zuchten en steunen.
Hèhè, we zitten. Klaar om op te stijgen voor een lange, zwijgende vlucht.
Regelmatig onderbreekt wat onvriendelijk gebrom de stilte.
Dat wordt allengs minder, en verstomt totaal als de loeiende motoren het vliegtuig de lucht in jakkeren.
Van opzij zie ik haar ogen verstarren terwijl ze in een freeze schiet.
Even aarzel ik nog, maar schuif dan mijn hand naar voren. Ik wil nog iets zeggen, maar mijn arm en hand zitten al in een houdgreep waar Anton Geesink van zou verbleken.
Zo af en toe meld ik rustig wat er aan het gebeuren is en wat er buiten te zien is. Niet dat ze het lijkt te horen of verstaan.
Eenmaal door het wolkendek en de turbulentie heen, laat ze mijn hand los. Twee ogen kijken me zacht aan, en er klinkt iets aardigs.
Tot de daling naar Schiphol zwijgen we naast elkaar.
Maar in een andere stilte.
Reach out and 
‘Can I sit there, please?’ I ask the question friendly, but firmly, after checking three times that it is really my chair that is being occupied by another passenger.
A nod towards the empty chair in the middle is the only response I get.
My request triggers an unintelligible wave of moaning and groaning. The meaning is clear: can I please disappear from this earth. As of now.
Then the woman gives in and starts her theatrics: arduously rearranging her seriously oversized hand luggage, unclicking her seat belt, settling back into her seat, rolling her eyeballs in despair, sighing, more moaning and groaning.
Finally we both sit down. I’m ready for a long and silent flight.
At regular intervals she breaks the silence, mumbling in an unfriendly tone.
But the mumbling fades ever more, and totally disappears as the engines rev up to catapult us into the air.
From aside I see her eyes lock onto nothingness as she goes into a complete freeze.
I hesitate for a moment, but then I extend my arm forward into her sight. I open my mouth to say something, but she has already clutched my arm and hand tightly, as if she was in a judo competition.
Every now and then I tell her what is happening and what can be seen outside. Not that she seems to hear or understand any of it.
Once we pass through the clouds and the turbulence, she lets go of my hand. A pair of eyes gently meet mine, and she makes a friendly comment.
Until the descent to Schiphol we sit next to each other in silence.
A different silence.
Different 
“I’m Suzy. I have autism and I think this is all pretty nerve wracking. But I bet you had already spotted that I am quite different.”
Talk about jumping straight in! It allowed me to share that I had not noticed anything different, actually. That I knew nothing about autism. And that I know little about labels to begin with.
No need for that. But she heard I could do things with breathing, and she was desperate for that.
It was the start of some irregular visits. First to work on her breathing with archery. But later she also wanted to deal with the physical inconveniences that stress caused her. And her fear of the outside world in general.
And when stress really got the better of her, she would sometimes call me. Like that night.
‘Jac here…’
Instantly the smartphone shrieked at 10:
“I will never ever be okay. I have been working on myself for I don’t know how long and have seen umpteen psychs and shrinks. When will I see my life turn normal?”
I don’t have a clue what normal looks like, but I did understand her. She managed her normal day job, but boy, did that drain her energy!
And just when she finally thought she could enjoy some peace and quiet in her free time, her body would shoot into a total spasm that would hammer out the last bit of energy. Lying in bed would then be her obligatory activity for the rest of the weekend.
But a lot had improved over time, as well. It seemed like a good idea to me to shed light on that and make clear how much had changed already. So, completely in accordance with the solution focussed approach, I would repeat everything again, every time that she remembered an improvement. Predictably followed by ‘And what else?’
At one point I could no longer remember every improvement, and I blurted: ‘Well, isn’t that quite a lot?!’
Silence. Followed by a light sobbing that quickly grew into a serious weeping storm.
‘Huh?’ I uttered.
‘Yes, that’s a lot. Quite a lot. And maybe all of them improvements, but every improvement is a change. That makes for a lot of changes. And you know that I am autistic. So I don’t take changes too well. Positive or not.’
Dumbfounded, I could still enjoy the clarity of her twisted thought. And there was no arguing with it, as usual.
The tears dried up, and it seemed as if a new reality was dawning.
By now I know perfectly well how to work more slowly. And when we think back to this conversation we see it as a tipping point. And it makes us both smile.
But it did teach me a valuable lesson: get curious, stay curious. Especially when I think I understand it quite well.
Because some people can be quite different.
Anders 
“Ik ben Suzy. Ik heb autisme, en ik vind het behoorlijk spannend allemaal. Maar je had vast al gezien, dat ik anders ben.”
Heldere binnenkomer wel. Kon ik gelijk melden dat ik eigenlijk níet iets vreemds had gemerkt. En niks van autisme afwist. Dat ik sowieso niet zo veel van labels weet.
Dat hoefde ook niet. Maar ze had gehoord dat ik wat met adem kon, en daar snakte ze naar.
Sindsdien was ze af en toe langs gekomen. Eerst om door boogschieten met adem te werken. Maar later wilde ze ook kijken naar de fysieke klachten die ze kreeg van de stress. En haar angst voor de buitenwereld in het algemeen.
En als de stress haar de oren uitspoot, dan belde ze me af en toe. Zo ook die avond.
‘Met Jac…’
Meteen tetterde de telefoon op 10:
“Het gaat écht nooit goed komen met me. Ik ben al zó lang bezig, en ik heb al ik weet niet hoeveel logen en peuten versleten. Wanneer krijg ik nou eens een normaal leven.”
‘k Zou niet weten hoe normaal er uitziet, maar ik snapte d’r wel. Gewoon werk lukte wel, maar wát een bak energie kostte dat zeg.
En als ze eindelijk rust dacht te hebben in d’r vrije tijd, dan kon ‘t lijf vanuit niks in een totaalkramp schieten die het laatste restje energie wegjekkerde. De rest van het weekend werd dan obligaat bedliggen.
Maar, er ging inmiddels ook een hoop beter. Het leek mij een goed idee om dat eens in beeld te brengen. Was gelijk duidelijk wat er allemaal al anders was.
Dus, geheel volgens oplossingsgericht protocol, noemde ik alles opnieuw op, elke keer als ze zich weer een verbetering herinnerde. Voorspelbaar gevolgd door ‘En wat nog meer?’
Toen het zo veel werd dat ik het niet meer kon onthouden, ontviel me: ‘Nou, da’s toch al veel!’
Stilte. Toen zwol een licht snikken snel aan tot een heuse huilstorm.
‘Huh?’ ontschoot me.
‘Ja, da’s veel. Heel veel. En misschien wel verbeteringen, maar elke verbetering is een verandering. Dus het zijn ook heel veel veranderingen. En je weet toch dat ik autist ben. Dus veranderingen, dat trek ik niet. Positief of niet.’
Met stomheid geslagen, kon ik tegelijk ook genieten van die heldere gedachtekronkel. En er was weer eens geen speld tussen te krijgen.
De tranen droogden op, en leek er iets van een nieuwe werkelijkheid te gloren.
Inmiddels snap ik prima wat titreren is. En als we aan dit kantelpunt terugdenken, kunnen we er hard om lachen.
Maar de les is me wel bijgebleven: nieuwsgierig worden, nieuwsgierig blijven. Vooral als ik wel denk te weten hoe het zit.
’t Gaat mis anders.
What was all that about? 
“And what was that confrontation all about?”
Without blinking an eye Kees, my coach, looked piercingly at me. Like always, somewhere in this conversation I was lulled into believing that this would be our first conversation without difficult questions. Just a nice conversation. Without the shaming of my firm beliefs.
Once again, I was wrong.
It started with me not understanding what had happened in a group that I was working with. Well, actually, I was pretty convinced that I understood what was happening at the time, and what that meant. But the group had a different opinion, and kept rubbing that in until I was shining with shame.
“Now look here, Jac,” Kees teased in his familiar teaching tone of voice. “You don’t have to get the meaning of anything. As long as they do.
In my days I would sometimes also lose track with a group.
In that case I would pick a random tape of Tom and Jerry and have them watch it. After that, I asked them what it was all about, and what it had to do with them.
Predictably, people came up with the most brilliant interpretations and meanings.
Their meanings. And that is what this is about.”
Recently I visited Kees again. Partly because he was ill, but also to tell him I finished my last year of Somatic Experience training. I was now officially a trauma therapist.
For the first time in 20 years his eyes weren’t flashing with bright anticipation as he ushered me in. His health…
When I asked after it, he dismissed all his inconveniences with a slightly bowed head. Except for one:
“You know what really bothers me? My fingers can’t write anymore!”
“Are you curious to find out what those fingers still can do?” I blurted out.
He put his chin up, looked straight into my eyes, and firmly put his fingers into my outstretched palm.
“How would it be if you could allow them to make the smallest possible movement?”
And sure enough some small movements started. Without thinking, I let my hand react.
“Kees, do you notice where that movement starts and how it runs from there?”
A faint nod, a slight smile. Silence. And then more small, concentrated, miniscule movements.
“Well??” I asked, as his fingers calmed down.
He came back from a place far away, and looked thrilled at me: “I was holding the mainsheet again. And the old boat was sliding through the water ever so smoothly! How nice to sail like that one more time.”
There was no time or energy left to discuss the SE training. But he had experienced some of it, in a beautiful way.
And once more he had shown:
People don’t need someone else to tell them what it is all about.
They know.
Waar het overgaat 
‘Waar ging die confrontatie nou over?’
Zonder knipperen keek Kees, mijn coach, me priemend aan. Zoals altijd was ik in de loop van het gesprek gaan geloven dat dit m’n eerste bezoek zou worden zonder lastige vragen. Gewoon gezellig. Zonder beschaming van mijn zekerheid.
Alweer ijdele hoop.
Aanleiding was mijn verhaal dat ik in een groep niet kon duiden wat er gebeurde. Nou ja, ik vond dat ik begreep wat er gebeurde. Maar de groep zag dat anders. En had me dat goed ingewreven.
‘Kijk eens, Jac,’ sloeg Kees zijn meestertoon aan, ‘jij hoeft helemáal niks te begrijpen. Als zíj het maar vatten.
Ik wist vroeger ook wel eens even niet meer wat ik met een groep aan moest. Dan liet ik ze een video van Tom en Jerry kijken. Gewoon, willekeurig. En dan vroeg ik na afloop wat dat nou met hen te maken had.
Je snapt het al, mensen hadden de meest geniale duidingen. Hún duidingen. En daar gaat het om.’
Kort geleden was ik weer bij Kees. Deels ziekenbezoek, maar ook om te vertellen over de afronding van mijn SE-opleiding traumatherapie.
Voor het eerst in 20 jaar geen pretoogjes bij de begroeting. Zijn gezondheid…
Toen ik ernaar informeerde, woof hij alle klachten met een licht gebogen hoofd weg. Op één na:
‘Weet je wat ik erg vind? Ik kan niet meer schrijven!’
‘Ben je nieuwsgierig om eens te kijken wat die vingers nog wel kunnen?’ flapte ik uit.
Hij bracht zijn kin omhoog, keek me strak aan, en legde zijn schrijfvingers gedecideerd in mijn uitgestoken hand.
‘Voel maar hoe het zou zijn, als je er de allerkleinste beweging mee zou kunnen maken,’ nodigde ik uit. En ja hoor, er kwamen hele kleine bewegingen, waar ik mijn hand zonder nadenken op liet reageren.
‘Kan je voelen waar de beweging begint, en hoe die loopt?’
Een lichte knik, en een beetje glimlach. Verder stilte en nog meer geconcentreerde beweginkjes.
‘En, vroeg ik, toen zijn hand tot rust kwam.
Hij kwam van ver terug, en keek me haast vrolijk aan: ‘Ik had de grootschoot in handen jongen. En wat liep die oude boot soepeltjes door het water. Het was mooi om weer mee te maken.’
Tijd of energie voor praten over opleiding was er niet meer. Maar hij had er wel wat van ervaren.
En voor de laatste keer had ie nog even de belangrijke les voor me herhaald:
Mensen kunnen prima zelf betekenen.
Titans 
Blokes they were – nice blokes.
The nice bit was not what first met the eye though. I was struck by their curt movements. The firm build. Silent stare. Self control. Tight.
We had the shortest introduction round ever. Then, with a simple nod, they decided to go and shoot immediately. That’s what they came for, after all.
Maybe the archery would mellow down the ptsd that some of them had to deal with regularly.
It was an experiment for everyone. Myself included. But I had already seen some heartwarming effects when I had been shooting with refugees in the emergency shelter in Amsterdam.
The first session a lot happened. But, only if someone would come back could we have a conversation on the archery’s effectiveness.
Someone did come back. And this was our complete conversation when we met again:
‘Well, did you notice anything?’
“Sure…”
‘Sure, as in…’
“Less aggression.”
Silence…
‘Shall we shoot?’
“Yup.”
Since then I shoot once a month with whoever turns up. I got to know a couple of them as normal people. Very normal people who have done something very exceptional.
To protect others, they have risked their lives, lock, stock and barrel.
They’re now paying a high price for it. Every day. But not everyone understands.
So they have become very good at keeping up a tough appearance. Out of sheer self protection.
But sometimes, rarely, they let down their defenses.
Near the archery field a daft blackbird has decided to nestle on top of the wobbly blinds of the material shed.
That means for every archery session: take the nest down, take material out or in, put back the nest. Twice.
Fast, efficiently, quietly, as to disturb the birds as little as possible.
Three complete nests flew out this way.
That tells you something about the caretaking of these veterans.
Send me an email when you write a new blog
naar Nederlands
sharing appreciated
Titanen 
Kerels waren het – maar, aardige kerels.
Al viel dat laatste niet onmiddellijk op. Opviel vooral de hoekigheid in hun bewegingen. Het stevige postuur. Stille blik. Strakke beheerstheid.
Na het kortste voorstelrondje ooit, werd haast zwijgend besloten om gelijk maar te gaan schieten. Want daar waren ze voor gekomen.
Misschien zou het boogschieten wat rust brengen in de PTSS waar sommigen regelmatig mee te maken hadden.
Het was voor iedereen een experiment, ook voor mij. Maar ik had al mooie effecten gezien toen ik met vluchtelingen in de noodopvang in Amsterdam schoot.
De eerste sessie gebeurde er al veel. Maar, pas als er iemand terug zou komen, kon ik vragen of hij zelf vond dat ie er wat aan had.
Er kwam iemand terug, en dit was ons hele gesprek over de tussenliggende maand:
‘En, nog wat gemerkt?’
“Zekers…”
‘Zekers, als in…’
“Minder agressie.”
Stilte…
‘Zullen we gaan schieten?’
“Top.”
Sindsdien schiet ik één keer per maand met wie komt. Een aantal van hen heb ik leren kennen als gewone mensen. Hele gewone mensen die iets heel bijzonders hebben gedaan.
Hun hele hebben en houden hebben ze in de waagschaal gesteld om anderen te beschermen.
Daar betalen ze nu een prijs voor. Elke dag. Maar dat begrijpt niet iedereen.
En daarom zijn ze heel goed geworden in stoer zijn. Uit pure zelfbescherming.
Maar soms, soms zakt het schild.
Bij de boogschietplek heeft een merel besloten om boven op de luiken van het materiaalhok te nestelen. Dat betekent: bij elke sessie 2 keer het nest eraf halen, materiaal eruit of -in, en het nest weer terugzetten. Snel, efficiënt, zachtjes, om de vogels zo min mogelijk te verstoren.
Drie hele nesten zijn zo uitgevlogen. Dat zegt iets over de zorgzaamheid van deze veteranen.
Voor meer informatie over PTSS en hulp: Veteranenloket
Laat me weten wanneer je een nieuw blog schrijft.
to English
delen mag
Certificeren en wonderen 
De ICF bood een unieke kans: voor mijn certificering als coach mocht ik alle coach-uren van de afgelopen 10 jaar meetellen. Zat ik gelijk op pcc niveau.
Alleen dat sprokkelen van de honderden uren… Het beloofde de saaiste klus ooit te worden.
Niet dus.
Ik tikte tientallen e-mails in hoog tempo de deur uit.
Geen copy/paste, geen mailingprogramma. Alles persoonlijk gestuurd.
Dat werd beloond: iedereen gaf toestemming om de sessies op te voeren. Soms gepaard met prachtige persoonlijke verhalen over hoe het na de coaching verder was gegaan.
En toen viel de volgende mail in de bus:
‘Zal ik voor jou eens een tekst schrijven waarmee je die regelneven om de oren kunt slaan?
Waarom toch alles certificeren? Dat dooft de magie!’
Dit was de hartekreet van een schrijver met een aangeboren allergie voor regeltjes en gevestigde orde. Coaching met boogschieten was voor hem een betoverend avontuur geweest.
Ik herkende zijn oprechte toon, en wist dat hij bijna niet kon wachten om het begrip certificering met zijn verbale virtuositeit op grondhoogte af te zagen.
Maar dat ging mij niet aan een certificaat helpen. En dat wilde ik toch wel graag hebben. Want grote klanten als Philips hadden al te verstaan gegeven dat het een vereiste zou worden.
Dus belde ik hem op om te vertellen dat ik heilig geloofde dat zijn essay vermakelijk en briljant zou zijn. En dat hij me nog meer plezier deed met een eenvoudige bevestiging van zijn coachingsuren.
Hij stemde toe. Met deze oneliner als toegift:
‘Magie kan je niet in procedures vangen. Maar ach, wonderen laten zich toch niet door certificering tegenhouden.’
Laat me weten wanneer je een nieuw blog schrijft.
to English
Certification and miracles 
The ICF offered a rare chance: I could register all my coaching hours from the past decade for my coaching certification. That would immediately land me the pcc-level.
Only the amassing of the hundreds of hours…
It loomed like the most tedious task ever.
Wrong.
I typed and sent tens of e-mails indeed.
No copy/paste, no mailing programme. All personally written and sent.
But the effort was well rewarded: everyone gave their permission to register their sessions. Sometimes recounting a beautiful personal story about how things had developed after the coaching.
Then the following mail dropped into my mailbox:
‘Let me write a text for you to hammer some sense into those administration addicts.
Why certify everything? It kills the magic!’
This was the heartfelt complaint of a writer with a congenital allergy for petty rules and regulations. For him, coaching with archery had been magic come to life.
I recognized his sincere tone, and realized he would only be too happy to throw in his verbal virtuosity to demolish the concept of certification for once and for all.
But that was not going to help me to secure my certification. And I really wanted it. For big clients like Philips had already made clear it would become a requirement.
So I gave him a ring, and told him I was convinced of his capacities to whip up an entertaining and brilliant piece of writing. And that he would do me an even bigger favour with a simple confirmation of his hours.
He assented. With this beautiful oneliner as a bonus:
‘Magic shall not be caught in procedures. But hey, certification can’t prevent miracles.’
Eerste hulp bij ongemak
“Nou, ik wou anders alleen maar helpen hoor!”
Echt zo’n zinnetje van iemand die van harte wilde helpen. Die nou eens niet aan de kant blijft staan als het lastig of emotioneel wordt.
Om je vervolgens vol medeleven van de wal in de sloot te helpen.
En verontwaardigd is als je dat soort hulp weigert.
Hulp bieden? Houd je dan aan deze 3 regels:
1 Ondersteuning gaat één kant op
Laat de ander vertellen. Jij luistert.
Dikke kans dat je dingen herkent, en dat ook jij van alles voelt en je dingen herinnert. Want de ander komt bij jou omdat er iets klikt.
Houd dan je eigen situatie voor jezelf. De ander heeft al meer dan genoeg aan de eigen situatie. Jouw ervaringen maken het alleen maar zwaarder.
2 Vraag toestemming
Met ongevraagde hulp ondermijn je andermans initiatief en verantwoordelijkheid. Dat helpt iemand niet om uit een vervelende situatie te klauteren.
Het houdt ‘m erin.
3 Weet het niet beter
Vanaf je eigen positie zie je wat de ander niet kan zien. Daardoor kunnen je vragen vanuit een hele verrassende hoek komen.
Da’s mooi, want dat kan een nieuwe kijk opleveren. En voor beweging zorgen.
Maar, als de ander je vraag niet begrijpt, ga er dan maar van uit dat het geen behulpzame vraag was.
Nog niet.
Voel je soms de behoefte om het nog maar eens uit te leggen? Wil je een discussie aangaan?
Niet doen.
Dikke kans dat je meer een boodschap dan een vraag hebt: ben je stiekem toch je eigen mening aan het opdringen.
En de ander is al hard genoeg aan het werk.
Die is beter af zonder dat soort hulp.
Trust whisperer 
‘Why do people pay you for a walk in the woods, dad?’
No way a stroll qualified as work to my son. Ever.
Untill he was allowed to take a friend along on vacation. They were as psyched as teenagers can be about a sunbaked adventure.
But after three days in a foreign country where only our family spoke a language he understood, the friend could no longer see the fun in the sunshine.
His self-confidence started to disappear, and all he could think of was an early flight home.
For sure I was willing to arrange that flight. But wasn’t he going to regret it?
A bit of beachstrolling seemed like a good idea.
The coach conversation took place almost by itself. He discovered how his homesickness got the better of him, when he was more prone to it, and what made things better.
He realized that he had more control over his feelings than he had imagined.
The conversation ended with an ice-cream. Eaten in silence, feet in the water.
He crumbled the empty cone into the water. The first crumb-gobbling fish painted more smile on his face than I had seen in days. He wiped his mouth clean: ‘I think a dip will do me good.’
So much for the flight home.

Later that week the boys sit one row behind me in the bus. Adolescently they discuss their vocational options. I pick up one fragment of the conversation.
‘I do understand what your dad does for a living. He’s a trust whisperer.’
‘What do you mean. Did he give you trust?’
‘No man, I always had that. But he helped me find it back.’
I savour the honorific title for my LinkedIn profile:
Trust whisperer.
Vertrouwensfluisteraar 
‘Waarom word jij eigenlijk betaald om met mensen te wandelen, pap?’
Dat een rondje over de hei met iemand ook werk kan zijn, wilde er maar niet in bij mijn zoon.
Tot ie een vriendje mee op vakantie mocht nemen. Samen op reis, dat leek ze wel wat.
Maar na 3 dagen in een land waar hij echt niemand verstond behalve ons gezin, begon het vriendje de strandvakantie door een steeds donkerder bril te bekijken.
De eerste vlucht naar huis. Dat werd zijn focus.
Die vlucht wilde ik best regelen. Maar zou hij geen spijt krijgen?
Eerst maar eens een stukje strandwandelen.
Het coach gesprek gebeurde bijna vanzelf. Hij kreeg door hoe zijn heimwee toesloeg, wanneer hij er gevoeliger voor was, en wat maakte dat het soms beter ging.
En hij ontdekte dat hij zijn gevoel meer kon sturen dan hij voor mogelijk hield.
Het gesprek eindigde met een verkoelend ijsje. Zwijgend, met onze voeten in het water.
Hij kruimelde het leeg gezogen hoorntje in zee. De eerste kruim happende vis toverde een brede grijns op zijn gezicht. Hij veegde zijn mond af: ‘Ik ga maar eens zwemmen.’
Geen woord meer over een vlucht.

Later die week zitten de jongens achter me in de bus. Pubergewichtig bespreken ze hun beroepsperspectieven. Een heldere gespreksflard:
‘Ik snap wèl wat jouw vader doet. Die is vertrouwensfluisteraar.’
‘Hoezo, heeft ie je dan vertrouwen gegeven?’
‘Nee joh, dat had ik al lang. Maar hij heeft het me wel laten terugvinden.’
Zachtjes proef ik de eretitel voor mijn LinkedIn-profiel:
Vertrouwensfluisteraar.
- 1
- 2
- 3
- 4
- Volgende »