Klaphek
“Ja, ik weet waar ik het dit keer over wil hebben, roept ze al vanuit haar auto.”
Dan steekt ze stralend de parkeerplaats over.
Halverwege verandert de lach in een vraag: eerst wil ze weten hoe het met mij is.
Ik hou het kort, en vraag waar ze vandaag zou willen wandelen.
“Laten we de hei op gaan. Dat hebben we nog niet eerder gedaan.”
Naast elkaar lopen we richting het klaphek. De hond blijft, zoals altijd, een beetje achter om te kijken of er nog wat eten te scoren valt.
“Ja, dat is wel bijzonder, om te voelen wat ik wil. Dat heb ik niet zo vaak. Dat wil ik wel meer.”
En spontaan breekt de zon weer door in haar blik.
‘Als het zo fijn is om te weten wat je wil, is het dan een idee om samen kijken wat maakt dat je het soms niet weet?’
Maar ze hoort me niet meer. Volledig gefocust kijkt ze naar het waarschuwingsbord op het hek: “honden aan de lijn”
“Oh, maar ze mag daar niet los.” En ze blijft me strak aankijken.
Ik kijk vriendelijk terug, en denk alleen maar dat de hond ook prima aangelijnd kan lopen.
“Maar ze wil toch liever los?”
‘En wat wil jij?’
Er lijkt iets los te schieten, en emoties tuimelen over haar gezicht.
“Dat doe ik dus altijd. Eerst denken wat de ander nodig heeft.”
Resoluut stapt ze door het hek, en houdt het uitnodigend open.
We gaan een mooi gesprek in. Met de hond aan de lijn.
Bij lichaamsgericht coachen zie ik vaker dat de omgeving een wending in een gesprek markeert. Simpelweg omdat ons lijf er zo direct mee moet omgaan.
Ben je ook geïnteresseerd in dit soort kennis en andere elementen uit Somatic Experiencing? Loop dan eens mee met Diana van Donselaar en mij. In twee uur dragen we kennis over, en kun je ter plekke meteen gericht oefenen.
Stuur een mail om je op te geven of klik hier voor meer informatie.
Links rechts, links rechts

‘Wil je links of rechts lopen?’
“Maakt me niet uit,” norst hij.
Ik geloof hem. Maar, ‘maakt me niet uit’ kan ook betekenen dat je je eigen behoeftes minder goed kan waarnemen.
Dus de wandelingen daarna blijf ik de vraag stellen.
En krijg steeds hetzelfde antwoord.
Tot we op een goed moment een wat rare hoek maken in het bos, en ik ineens aan de andere kant terecht kom.
Ik laat het even gaan, en vraag dan of hij het ook gemerkt heeft.
Hij kijkt me aan met zijn neutrale blik, en ik maak me klaar voor een “Wat dacht je zelf hé?”
Maar zijn gezicht ontspant naar een glimlach, en er ontsnapt ‘m een verbaasd “Nee, eigenlijk niet.”
In de wandelingen daarna onderzoeken we het. Soms voelt links ongemakkelijk, soms rechts. Soms heeft dat met gewoonte te maken, en soms met veiligheid. En stapje voor stapje komen zo allerlei plaatjes, bewegingen en gewoontes in beeld.
Tot we op één van onze laatste wandelingen merken dat het die dag echt niet uitmaakt.
Inmiddels heb ik wel een lichte afwijking aan mijn werk te danken: links of rechts?
Want meestal maakt het echt wel uit.
Samen met Diana organiseer ik 1 keer per maand een wandeling van 2 uur voor coaches die meer lichaamsgericht willen werken. Wil je ook weten hoe je dit soort somatische kennis in je werk kan toepassen?
Wandel dan een keer met ons mee. Hiervind je meer informatie en de data.
Geef me je 
‘Mag ik alsjeblieft daar zitten?’ Ik stel de vraag vriendelijk, maar duidelijk. Na drie keer dubbelchecken dat mijn vliegtuigstoel toch echt door iemand anders wordt gevuld.
Een hoofdbeweging naar de lege stoel in het midden is het enige antwoord dat ik krijg.
Mijn norse standvastigheid maakt een onverstaanbare modderstroom van verwensingen los. De strekking is duidelijk: of ik van deze aardbol kan verdwijnen. En wel nú.
Ze geeft op, en er volgt een complete show: moeilijk herparkeren van een buitenformaat handtas, losklikken, vastklikken, radeloos rondblikken, zuchten en steunen.
Hèhè, we zitten. Klaar om op te stijgen voor een lange, zwijgende vlucht.
Regelmatig onderbreekt wat onvriendelijk gebrom de stilte.
Dat wordt allengs minder, en verstomt totaal als de loeiende motoren het vliegtuig de lucht in jakkeren.
Van opzij zie ik haar ogen verstarren terwijl ze in een freeze schiet.
Even aarzel ik nog, maar schuif dan mijn hand naar voren. Ik wil nog iets zeggen, maar mijn arm en hand zitten al in een houdgreep waar Anton Geesink van zou verbleken.
Zo af en toe meld ik rustig wat er aan het gebeuren is en wat er buiten te zien is. Niet dat ze het lijkt te horen of verstaan.
Eenmaal door het wolkendek en de turbulentie heen, laat ze mijn hand los. Twee ogen kijken me zacht aan, en er klinkt iets aardigs.
Tot de daling naar Schiphol zwijgen we naast elkaar.
Maar in een andere stilte.
Anders 
“Ik ben Suzy. Ik heb autisme, en ik vind het behoorlijk spannend allemaal. Maar je had vast al gezien, dat ik anders ben.”
Heldere binnenkomer wel. Kon ik gelijk melden dat ik eigenlijk níet iets vreemds had gemerkt. En niks van autisme afwist. Dat ik sowieso niet zo veel van labels weet.
Dat hoefde ook niet. Maar ze had gehoord dat ik wat met adem kon, en daar snakte ze naar.
Sindsdien was ze af en toe langs gekomen. Eerst om door boogschieten met adem te werken. Maar later wilde ze ook kijken naar de fysieke klachten die ze kreeg van de stress. En haar angst voor de buitenwereld in het algemeen.
En als de stress haar de oren uitspoot, dan belde ze me af en toe. Zo ook die avond.
‘Met Jac…’
Meteen tetterde de telefoon op 10:
“Het gaat écht nooit goed komen met me. Ik ben al zó lang bezig, en ik heb al ik weet niet hoeveel logen en peuten versleten. Wanneer krijg ik nou eens een normaal leven.”
‘k Zou niet weten hoe normaal er uitziet, maar ik snapte d’r wel. Gewoon werk lukte wel, maar wát een bak energie kostte dat zeg.
En als ze eindelijk rust dacht te hebben in d’r vrije tijd, dan kon ‘t lijf vanuit niks in een totaalkramp schieten die het laatste restje energie wegjekkerde. De rest van het weekend werd dan obligaat bedliggen.
Maar, er ging inmiddels ook een hoop beter. Het leek mij een goed idee om dat eens in beeld te brengen. Was gelijk duidelijk wat er allemaal al anders was.
Dus, geheel volgens oplossingsgericht protocol, noemde ik alles opnieuw op, elke keer als ze zich weer een verbetering herinnerde. Voorspelbaar gevolgd door ‘En wat nog meer?’
Toen het zo veel werd dat ik het niet meer kon onthouden, ontviel me: ‘Nou, da’s toch al veel!’
Stilte. Toen zwol een licht snikken snel aan tot een heuse huilstorm.
‘Huh?’ ontschoot me.
‘Ja, da’s veel. Heel veel. En misschien wel verbeteringen, maar elke verbetering is een verandering. Dus het zijn ook heel veel veranderingen. En je weet toch dat ik autist ben. Dus veranderingen, dat trek ik niet. Positief of niet.’
Met stomheid geslagen, kon ik tegelijk ook genieten van die heldere gedachtekronkel. En er was weer eens geen speld tussen te krijgen.
De tranen droogden op, en leek er iets van een nieuwe werkelijkheid te gloren.
Inmiddels snap ik prima wat titreren is. En als we aan dit kantelpunt terugdenken, kunnen we er hard om lachen.
Maar de les is me wel bijgebleven: nieuwsgierig worden, nieuwsgierig blijven. Vooral als ik wel denk te weten hoe het zit.
’t Gaat mis anders.
Waar het overgaat 
‘Waar ging die confrontatie nou over?’
Zonder knipperen keek Kees, mijn coach, me priemend aan. Zoals altijd was ik in de loop van het gesprek gaan geloven dat dit m’n eerste bezoek zou worden zonder lastige vragen. Gewoon gezellig. Zonder beschaming van mijn zekerheid.
Alweer ijdele hoop.
Aanleiding was mijn verhaal dat ik in een groep niet kon duiden wat er gebeurde. Nou ja, ik vond dat ik begreep wat er gebeurde. Maar de groep zag dat anders. En had me dat goed ingewreven.
‘Kijk eens, Jac,’ sloeg Kees zijn meestertoon aan, ‘jij hoeft helemáal niks te begrijpen. Als zíj het maar vatten.
Ik wist vroeger ook wel eens even niet meer wat ik met een groep aan moest. Dan liet ik ze een video van Tom en Jerry kijken. Gewoon, willekeurig. En dan vroeg ik na afloop wat dat nou met hen te maken had.
Je snapt het al, mensen hadden de meest geniale duidingen. Hún duidingen. En daar gaat het om.’
Kort geleden was ik weer bij Kees. Deels ziekenbezoek, maar ook om te vertellen over de afronding van mijn SE-opleiding traumatherapie.
Voor het eerst in 20 jaar geen pretoogjes bij de begroeting. Zijn gezondheid…
Toen ik ernaar informeerde, woof hij alle klachten met een licht gebogen hoofd weg. Op één na:
‘Weet je wat ik erg vind? Ik kan niet meer schrijven!’
‘Ben je nieuwsgierig om eens te kijken wat die vingers nog wel kunnen?’ flapte ik uit.
Hij bracht zijn kin omhoog, keek me strak aan, en legde zijn schrijfvingers gedecideerd in mijn uitgestoken hand.
‘Voel maar hoe het zou zijn, als je er de allerkleinste beweging mee zou kunnen maken,’ nodigde ik uit. En ja hoor, er kwamen hele kleine bewegingen, waar ik mijn hand zonder nadenken op liet reageren.
‘Kan je voelen waar de beweging begint, en hoe die loopt?’
Een lichte knik, en een beetje glimlach. Verder stilte en nog meer geconcentreerde beweginkjes.
‘En, vroeg ik, toen zijn hand tot rust kwam.
Hij kwam van ver terug, en keek me haast vrolijk aan: ‘Ik had de grootschoot in handen jongen. En wat liep die oude boot soepeltjes door het water. Het was mooi om weer mee te maken.’
Tijd of energie voor praten over opleiding was er niet meer. Maar hij had er wel wat van ervaren.
En voor de laatste keer had ie nog even de belangrijke les voor me herhaald:
Mensen kunnen prima zelf betekenen.
Titanen 
Kerels waren het – maar, aardige kerels.
Al viel dat laatste niet onmiddellijk op. Opviel vooral de hoekigheid in hun bewegingen. Het stevige postuur. Stille blik. Strakke beheerstheid.
Na het kortste voorstelrondje ooit, werd haast zwijgend besloten om gelijk maar te gaan schieten. Want daar waren ze voor gekomen.
Misschien zou het boogschieten wat rust brengen in de PTSS waar sommigen regelmatig mee te maken hadden.
Het was voor iedereen een experiment, ook voor mij. Maar ik had al mooie effecten gezien toen ik met vluchtelingen in de noodopvang in Amsterdam schoot.
De eerste sessie gebeurde er al veel. Maar, pas als er iemand terug zou komen, kon ik vragen of hij zelf vond dat ie er wat aan had.
Er kwam iemand terug, en dit was ons hele gesprek over de tussenliggende maand:
‘En, nog wat gemerkt?’
“Zekers…”
‘Zekers, als in…’
“Minder agressie.”
Stilte…
‘Zullen we gaan schieten?’
“Top.”
Sindsdien schiet ik één keer per maand met wie komt. Een aantal van hen heb ik leren kennen als gewone mensen. Hele gewone mensen die iets heel bijzonders hebben gedaan.
Hun hele hebben en houden hebben ze in de waagschaal gesteld om anderen te beschermen.
Daar betalen ze nu een prijs voor. Elke dag. Maar dat begrijpt niet iedereen.
En daarom zijn ze heel goed geworden in stoer zijn. Uit pure zelfbescherming.
Maar soms, soms zakt het schild.
Bij de boogschietplek heeft een merel besloten om boven op de luiken van het materiaalhok te nestelen. Dat betekent: bij elke sessie 2 keer het nest eraf halen, materiaal eruit of -in, en het nest weer terugzetten. Snel, efficiënt, zachtjes, om de vogels zo min mogelijk te verstoren.
Drie hele nesten zijn zo uitgevlogen. Dat zegt iets over de zorgzaamheid van deze veteranen.
Voor meer informatie over PTSS en hulp: Veteranenloket
Laat me weten wanneer je een nieuw blog schrijft.
to English
delen mag
Certificeren en wonderen 
De ICF bood een unieke kans: voor mijn certificering als coach mocht ik alle coach-uren van de afgelopen 10 jaar meetellen. Zat ik gelijk op pcc niveau.
Alleen dat sprokkelen van de honderden uren… Het beloofde de saaiste klus ooit te worden.
Niet dus.
Ik tikte tientallen e-mails in hoog tempo de deur uit.
Geen copy/paste, geen mailingprogramma. Alles persoonlijk gestuurd.
Dat werd beloond: iedereen gaf toestemming om de sessies op te voeren. Soms gepaard met prachtige persoonlijke verhalen over hoe het na de coaching verder was gegaan.
En toen viel de volgende mail in de bus:
‘Zal ik voor jou eens een tekst schrijven waarmee je die regelneven om de oren kunt slaan?
Waarom toch alles certificeren? Dat dooft de magie!’
Dit was de hartekreet van een schrijver met een aangeboren allergie voor regeltjes en gevestigde orde. Coaching met boogschieten was voor hem een betoverend avontuur geweest.
Ik herkende zijn oprechte toon, en wist dat hij bijna niet kon wachten om het begrip certificering met zijn verbale virtuositeit op grondhoogte af te zagen.
Maar dat ging mij niet aan een certificaat helpen. En dat wilde ik toch wel graag hebben. Want grote klanten als Philips hadden al te verstaan gegeven dat het een vereiste zou worden.
Dus belde ik hem op om te vertellen dat ik heilig geloofde dat zijn essay vermakelijk en briljant zou zijn. En dat hij me nog meer plezier deed met een eenvoudige bevestiging van zijn coachingsuren.
Hij stemde toe. Met deze oneliner als toegift:
‘Magie kan je niet in procedures vangen. Maar ach, wonderen laten zich toch niet door certificering tegenhouden.’
Laat me weten wanneer je een nieuw blog schrijft.
to English
Vertrouwensfluisteraar 
‘Waarom word jij eigenlijk betaald om met mensen te wandelen, pap?’
Dat een rondje over de hei met iemand ook werk kan zijn, wilde er maar niet in bij mijn zoon.
Tot ie een vriendje mee op vakantie mocht nemen. Samen op reis, dat leek ze wel wat.
Maar na 3 dagen in een land waar hij echt niemand verstond behalve ons gezin, begon het vriendje de strandvakantie door een steeds donkerder bril te bekijken.
De eerste vlucht naar huis. Dat werd zijn focus.
Die vlucht wilde ik best regelen. Maar zou hij geen spijt krijgen?
Eerst maar eens een stukje strandwandelen.
Het coach gesprek gebeurde bijna vanzelf. Hij kreeg door hoe zijn heimwee toesloeg, wanneer hij er gevoeliger voor was, en wat maakte dat het soms beter ging.
En hij ontdekte dat hij zijn gevoel meer kon sturen dan hij voor mogelijk hield.
Het gesprek eindigde met een verkoelend ijsje. Zwijgend, met onze voeten in het water.
Hij kruimelde het leeg gezogen hoorntje in zee. De eerste kruim happende vis toverde een brede grijns op zijn gezicht. Hij veegde zijn mond af: ‘Ik ga maar eens zwemmen.’
Geen woord meer over een vlucht.

Later die week zitten de jongens achter me in de bus. Pubergewichtig bespreken ze hun beroepsperspectieven. Een heldere gespreksflard:
‘Ik snap wèl wat jouw vader doet. Die is vertrouwensfluisteraar.’
‘Hoezo, heeft ie je dan vertrouwen gegeven?’
‘Nee joh, dat had ik al lang. Maar hij heeft het me wel laten terugvinden.’
Zachtjes proef ik de eretitel voor mijn LinkedIn-profiel:
Vertrouwensfluisteraar.
Efficiëntie, stop 
Zodra ik de parelende grijns van oom Halil zie, weet ik het zeker.
Ik ben weer thuis in het vakantiedorp.
Kom ik in dezelfde auto als het jaar ervoor, dan gaat de poort open nog vóór ik stil sta.
Een nieuwe nieuwe auto stuit steevast op een gefronste blik boven de snor van Ottomaans formaat.
Maar zo gauw ik m’n raampje naar beneden doe, smelt die frons tot een brede grijns van herkenning, en het gigantische schuifhek wordt met een ruimhartige armzwaai open gerold.
Zijn officiële pensioen is volgens mij al jaren geleden ingegaan. Maar om de één of andere reden, of misschien wel gewoon uit plichtsbesef, blijft hij als Cerberus bij de slagboom staan. De boodschap: hier rijd je niet ongezien naar binnen.
Een jaar of 10 geleden werd het schuifhek vervangen door een slagboom.
Het was de enige modernisering die oom Halil in al die jaren meemaakte. En het bevalt hem ook wel: een stevige lel op de grote rode knop in plaats van het sportschoolachtige sjorren aan dat gietijzeren hek.
Maar dit jaar stond hij er plotsklaps niet meer. Een camera had zijn vertrouwde gezicht verdrongen.
Met een hypermodern transpondergestuurd bewakingssysteem van tienduizenden euro’s was hij aan de kant gezet, overbodig gemaakt.
Uitgerangeerd.
Daar was vast veel over vergaderd.
En uit een spreadsheet was ongetwijfeld een kloeke kostenbesparing komen kukelen. Want zo onderbouwt een beetje professional dit soort beslissingen.
Die sheet kende geen waarde voor oom Halil.
Oom Halil, die je op elk moment van de dag kon vragen welke dokter wel of niet in het dorp was. Niet onbelangrijk voor een plek die even afgelegen als charmant is.
Oom Halil, die zijn bevelen luid en duidelijk over het geknetter van de vlammen heen toeterde als de boomgaarden in het dorp weer eens in de fik stonden. En iedereen luisterde naar hem: hij had het dorp mee gebouwd, en ken het als zijn broekzak.
Oom Halil leek bij wel meer zaken belangrijk. Op onopvallende wijze. Want dat was een belangrijk ingrediënt voor zijn succes.
En nu leek hij uitgerangeerd.
Leek.
Want gisteren stond hij weer als vanouds bij de poort. ’t Rode ledje op de camera was keurig gedoofd, en terwijl ik aan kwam rijden reikte hij al naar de knop. Als vanouds.
Tegen beter weten in vroeg ik hem wat er met het efficiënte transpondergestuurde bewakingssysteem aan de hand was.
Hij straalde een glimlach, en de slagboom zwierde omhoog.
Alles was weer normaal. Ik was weer thuis.
Een pijl, een leven 
Als je snel genoeg kijkt, zie je hoe iemand zichzelf toont met het afschieten van een enkele pijl.
Daarom zeggen Japanners: een pijl, een leven.

Die doet het goed als tegeltjeswijsheid, en hij flitst dan ook vaak voorbij op internet.
Net als ‘Leef alsof vandaag je laatste dag is.’
Maar wat als je vorige week je laatste dag al hebt meegemaakt? Of vorige maand?
Want zo voelt aangeleerde hulpeloosheid.
Aangeleerde hulpeloosheid: je denkt dat je invloed hebt op je situatie. Maar telkens als je iets probeert, krijg je een forse tik op je neus.
Als dat vaak genoeg gebeurt, leer je vanzelf dat niks wat je doet iets gaat uithalen.
En dat je maar beter in je ellende kan blijven hangen.
Deze academische kennis is me ooit aangewaaid tijdens mijn studie massapsychologie. Maar sinds ik met vluchtelingen in de noodopvang sta te schieten, heb ik er bewegende beelden bij.
Per week zie ik hoe ogen anders gaan staan. Doffer.
Per week ook andere bewegingen. Langzamer. Voorzichtiger.
Best wel verstandig, als je niet weet uit welke hoek de volgende verrassing van je leven komt.
En als je niks meer in eigen hand lijkt te hebben.
Inmiddels begrijp ik wel dat mijn sessies boogschieten bij de vluchtelingenopvang steeds vol zitten:
Eindelijk iets dat de bewoners wel in eigen hand hebben.
Al is het maar een boog en een pijl.
Een enkele pijl.
Een prachtige crisis 

Ik heb ooit een hartaanval gehad. Typisch zo’n ding waar je niet vrijwillig op intekent.
En toch, nu zou ik de ervaring voor geen goud meer willen missen.
Ik loop tegenwoordig minstens 2 keer in de week hard, sta regelmatig een hele dag buiten boog te schieten met klanten, wandel met de meeste anderen in weer en wind, en ik train 4 uur per week jodo.
Kán ik dus nog net zo veel als vóór die hartaanval?
Nee. Maar ik verzet wel bergen meer.
Dat is omdat ik daar écht voor gekozen heb.
Het menselijk lijf zit mooi in elkaar: als iets maar genoeg pijn doet, dan wil je er wel van af. En geloof me: als elke slag van je hart een tijdje pijn heeft gedaan, dan wordt elk alternatief heel verlokkelijk.
Op een stille ziekenhuisnacht, toen alles om me heen tot rust was gekomen, wilde mijn hele lijf wel mee in die rust. Alles laten gaan leek een stuk makkelijker dan nog eens door de pijn heen te gaan bijten.
Maar toen hoorde ik de stemmen van onze kinderen. ‘t Bracht me aan het twijfelen:
verantwoordelijkheid nemen voor de toekomst of rust.
Andere stemmen begonnen te klinken, en steeds meer bekende en onbekende gezichten maakten hun opwachting. Ongedwongen, en zonder te dwingen.
Ze maakten de verleiding van de rust kleiner. En mijn twijfel groter.
Voor mijn gevoel heb ik toen bewust een keuze gemaakt, en de rust nog even de rust gelaten.
Sindsdien denk ik zelden meer dat het leven me is overkomen.
Ik heb er zelf voor mogen kiezen.
Oude smoezen en excuses zoals achtergrond en opvoeding, hebben aan geldigheid ingeboet. Ik wist immers precies welke kaarten ik in handen had toen ik besloot weer te gaan spelen.
Een schitterende crisis. Als je niet beter wist, zou je het iemand soms toewensen.
Echt 
Vakantie in Turkije: lezen, schrijven, zon, zee, zwemmen, werken aan m’n website.
Hoe bijzonder is dat?
Niet.
Tot de Turken Syrië binnenvliegen.
Ineens krijgt Facebook de hik. Twitter stottert.
Mijn inschatting: de overheid knijpt het internet af. Twee jaar geleden waren de Gezipark rellen aanleiding voor de regering om Facebook en Twitter op zwart te draaien. Maar elke Turk die qwerty achter elkaar kan tikken, heeft daar wel iets op gevonden. Ik ook.
In een handomdraai verander ik mijn DNS instellingen, zodat ik in elk geval online kan blijven.
En ik kijk vaker op mijn Twitter account.
Levent Üzümcü is één van de mensen die ik volg. Hij is een oude vriend die in de loop der jaren als acteur zijn lauweren verzameld heeft. Tegenwoordig maakt hij goed gebruik van zijn roem door op Twitter met gezond verstand over van alles te roeptoeteren. Bijvoorbeeld over Turkse politiek.
Resultaat: meer dan 2 miljoen volgers.
Dat trekt de aandacht. Ook van mensen die het niet met hem eens zijn.
En ja hoor. Vlak na het oplaaien van de gevechten in het oosten verdwijnt hij op miraculeuze wijze van Twitter. Vreemd, want de dag tevoren zaten we samen nog te discussiëren bij een glas thee.
Nou is Levent niet bepaald het type om zich de mond te laten snoeren als hij ergens commentaar kan leveren. En de politieke soap die zich in Turkije afspeelt, schreeuwt om commentaar. Permanent.
Dus, waar bleef ie nou?
‘Hacked account’ is zijn nuchtere mededeling als we elkaar weer ontmoeten. ‘Maar maak je niet druk. Komt goed.’
Ik vraag niet verder. En ja hoor, vandaag zie ik dat hij gelijk had. Als herrezen prijkt hij weer op Twitter. Net als zijn 2.240.000 volgers. (nog steeds groeiend)
End goed, al goed. Tot zover. Maar wat hem overkomt, maakt wel duidelijk dat je aanwezigheid op het web zo breekbaar als een spiegel is.
Daarom ben ik soms ouderwets. Deze zomer schrijf ik 200 vakantiekaarten aan vrienden, familie en bekenden.
Iedereen die dat stukje karton in handen krijgt, met handgeschreven tekst en gelikte postzegel, weet in elk geval dat ik er nog ben.
Echt.
Het ei van Houdini 
Wel eens paaseieren verstopt voor de kinderen? Ik heb het net weer gedaan, en het blijft leuk. Vorig jaar had ik een paasfoto van de jongste genomen. In beeld één knalrood paasei en een kinderkoppie dat daar strak langs kijkt.
‘Dat gebeurt me dit jaar niet weer,’ had ze al verkondigd. En eerste paasdag, precies om 8.00 uur stuiterde ze de trap af, klaar voor de kleurige chocoladeoogst.
Volkomen gefocust haalde ze het ene na het andere ei tevoorschijn. Niets kon deze oogstmachine nog stuiten.
Tot ik haar over een ei heen zag kijken, en besloot dat moment goed op de foto te zetten.
‘Ga nog even voor de kast zitten, als je wil.’
‘Waarom nou pap?’
‘Daar is genoeg licht.’
‘O.K., maar wel snel, want ik moet door.’
Terwijl ik een paar foto’s wegklik, blijft het ei al die tijd blinkend in het zicht verborgen.
Een steeds grotere verbazing bekruipt me. Wat gebeurt daar nou?
De simpele vraag om ‘even’ op de foto te gaan verschuift haar tijdperspectief onmiddellijk. En daarmee kan ze het ei niet langer zien. Ga maar bij jezelf na: als je ergens staat om iets te zoeken, kijk je anders dan wanneer je op dezelfde plek aan het poseren bent.
Zolang ze eieren zoekt, is ze in het hier en nu. Maar onder het poseren zit ze te popelen om door te gaan met zoeken. Haar focus dwaalt naar wat komen gaat. En precies die toekomstgerichte focus verhindert dat ze het paasei ziet dat hier en nu letterlijk voor haar neus ligt te schitteren.
‘Klaar.’
‘Hè hè. Eindelijk.’ En ze springt op om verder te zoeken.
Een lesje in focus. Ik had het bijna over het hoofd gezien.
Een week later
‘Pap, nog een ei.’
‘Gefeliciteerd!’
‘Nee, m’n broer heeft het gevonden.’
Gevolgd door een verontwaardigd ‘En weet je, hij zocht er niet eens naar.’
to English
Vrij lezen 
Het allermooiste wat je op school kan zijn?
Leesvader!
Niet meteen afgerekend worden op resultaat, veel plezier hebben.
En de magie van het leren onder je ogen zien gebeuren.
Prachtig.
Wanneer ik de klas instap, zitten er een paar met grote glimmers te wachten wie er mee mag. Want ze weten: het is vandaag feest. Leesfeest.
De eerste die de juf aanwijst, rommelt zich doelgericht door de kast met instructiemateriaal, leesboekjes en remedial teachingspullen heen.
Ik laat zo’n kind begaan. Want als het een te simpele instructieset pakt, verveelt het zich dood.
En datzelfde kind kan zichzelf overschatten. Dan haalt het zich met een te moeilijk boekje een goeie bak frustratie op de hals.
Die dingen gebeuren één keer, en dan kan een kind voortaan zelf precies bepalen wat het nodig heeft om verder te komen.
Een heel enkele keer krijg ik wel eens een vraag mee van de juf. Dan is er gericht aandacht nodig. Voor tweeklanken, of zo. Opdat het kind niet gaat achterblijven.
Ik doe dat natuurlijk. En ieder kind doet ook altijd plichtsgetrouw mee.
Maar: we lachen minder, leren wordt een beetje werken, er verdwijnt wat magie.
En ik besef weer hoe luxe het leren is in een coachingssessie.
Waar vaak gelachen wordt.
Met coachees die zelf razendsnel ontdekken wat ze te leren hebben.
En waar magie de norm blijft.
to English
