Zodra ik de parelende grijns van oom Halil zie, weet ik het zeker.
Ik ben weer thuis in het vakantiedorp.
Kom ik in dezelfde auto als het jaar ervoor, dan gaat de poort open nog vóór ik stil sta.
Een nieuwe nieuwe auto stuit steevast op een gefronste blik boven de snor van Ottomaans formaat.
Maar zo gauw ik m’n raampje naar beneden doe, smelt die frons tot een brede grijns van herkenning, en het gigantische schuifhek wordt met een ruimhartige armzwaai open gerold.
Zijn officiële pensioen is volgens mij al jaren geleden ingegaan. Maar om de één of andere reden, of misschien wel gewoon uit plichtsbesef, blijft hij als Cerberus bij de slagboom staan. De boodschap: hier rijd je niet ongezien naar binnen.
Een jaar of 10 geleden werd het schuifhek vervangen door een slagboom.
Het was de enige modernisering die oom Halil in al die jaren meemaakte. En het bevalt hem ook wel: een stevige lel op de grote rode knop in plaats van het sportschoolachtige sjorren aan dat gietijzeren hek.
Maar dit jaar stond hij er plotsklaps niet meer. Een camera had zijn vertrouwde gezicht verdrongen.
Met een hypermodern transpondergestuurd bewakingssysteem van tienduizenden euro’s was hij aan de kant gezet, overbodig gemaakt.
Uitgerangeerd.
Daar was vast veel over vergaderd.
En uit een spreadsheet was ongetwijfeld een kloeke kostenbesparing komen kukelen. Want zo onderbouwt een beetje professional dit soort beslissingen.
Die sheet kende geen waarde voor oom Halil.
Oom Halil, die je op elk moment van de dag kon vragen welke dokter wel of niet in het dorp was. Niet onbelangrijk voor een plek die even afgelegen als charmant is.
Oom Halil, die zijn bevelen luid en duidelijk over het geknetter van de vlammen heen toeterde als de boomgaarden in het dorp weer eens in de fik stonden. En iedereen luisterde naar hem: hij had het dorp mee gebouwd, en ken het als zijn broekzak.
Oom Halil leek bij wel meer zaken belangrijk. Op onopvallende wijze. Want dat was een belangrijk ingrediënt voor zijn succes.
En nu leek hij uitgerangeerd.
Leek.
Want gisteren stond hij weer als vanouds bij de poort. ’t Rode ledje op de camera was keurig gedoofd, en terwijl ik aan kwam rijden reikte hij al naar de knop. Als vanouds.
Tegen beter weten in vroeg ik hem wat er met het efficiënte transpondergestuurde bewakingssysteem aan de hand was.
Hij straalde een glimlach, en de slagboom zwierde omhoog.
Alles was weer normaal. Ik was weer thuis.