‘Waarom word jij eigenlijk betaald om met mensen te wandelen, pap?’
Dat een rondje over de hei met iemand ook werk kan zijn, wilde er maar niet in bij mijn zoon.
Tot ie een vriendje mee op vakantie mocht nemen. Samen op reis, dat leek ze wel wat.
Maar na 3 dagen in een land waar hij echt niemand verstond behalve ons gezin, begon het vriendje de strandvakantie door een steeds donkerder bril te bekijken.
De eerste vlucht naar huis. Dat werd zijn focus.
Die vlucht wilde ik best regelen. Maar zou hij geen spijt krijgen?
Eerst maar eens een stukje strandwandelen.
Het coach gesprek gebeurde bijna vanzelf. Hij kreeg door hoe zijn heimwee toesloeg, wanneer hij er gevoeliger voor was, en wat maakte dat het soms beter ging.
En hij ontdekte dat hij zijn gevoel meer kon sturen dan hij voor mogelijk hield.
Het gesprek eindigde met een verkoelend ijsje. Zwijgend, met onze voeten in het water.
Hij kruimelde het leeg gezogen hoorntje in zee. De eerste kruim happende vis toverde een brede grijns op zijn gezicht. Hij veegde zijn mond af: ‘Ik ga maar eens zwemmen.’
Geen woord meer over een vlucht.
Later die week zitten de jongens achter me in de bus. Pubergewichtig bespreken ze hun beroepsperspectieven. Een heldere gespreksflard:
‘Ik snap wèl wat jouw vader doet. Die is vertrouwensfluisteraar.’
‘Hoezo, heeft ie je dan vertrouwen gegeven?’
‘Nee joh, dat had ik al lang. Maar hij heeft het me wel laten terugvinden.’
Zachtjes proef ik de eretitel voor mijn LinkedIn-profiel:
Vertrouwensfluisteraar.