Ik heb ooit een hartaanval gehad. Typisch zo’n ding waar je niet vrijwillig op intekent.
En toch, nu zou ik de ervaring voor geen goud meer willen missen.
Ik loop tegenwoordig minstens 2 keer in de week hard, sta regelmatig een hele dag buiten boog te schieten met klanten, wandel met de meeste anderen in weer en wind, en ik train 4 uur per week jodo.
Kán ik dus nog net zo veel als vóór die hartaanval?
Nee. Maar ik verzet wel bergen meer.
Dat is omdat ik daar écht voor gekozen heb.
Het menselijk lijf zit mooi in elkaar: als iets maar genoeg pijn doet, dan wil je er wel van af. En geloof me: als elke slag van je hart een tijdje pijn heeft gedaan, dan wordt elk alternatief heel verlokkelijk.
Op een stille ziekenhuisnacht, toen alles om me heen tot rust was gekomen, wilde mijn hele lijf wel mee in die rust. Alles laten gaan leek een stuk makkelijker dan nog eens door de pijn heen te gaan bijten.
Maar toen hoorde ik de stemmen van onze kinderen. ‘t Bracht me aan het twijfelen:
verantwoordelijkheid nemen voor de toekomst of rust.
Andere stemmen begonnen te klinken, en steeds meer bekende en onbekende gezichten maakten hun opwachting. Ongedwongen, en zonder te dwingen.
Ze maakten de verleiding van de rust kleiner. En mijn twijfel groter.
Voor mijn gevoel heb ik toen bewust een keuze gemaakt, en de rust nog even de rust gelaten.
Sindsdien denk ik zelden meer dat het leven me is overkomen.
Ik heb er zelf voor mogen kiezen.
Oude smoezen en excuses zoals achtergrond en opvoeding, hebben aan geldigheid ingeboet. Ik wist immers precies welke kaarten ik in handen had toen ik besloot weer te gaan spelen.
Een schitterende crisis. Als je niet beter wist, zou je het iemand soms toewensen.